De Hemel

04 Juni | 2012

De helft van het huisje -mijn helft- heet De Hemel. De andere helft heet De Ontdekking. Op het stukje muur tussen de twee voordeuren staan van.
De zee is vlakbij, het keukenraam kijkt uit op de duinenrij. Het bos is nog dichterbij, dat begint bij de achterdeur.
Ik schrijf en af en toe maak ik een wandeling.

Ik ben al zo vaak op het eiland geweest dat ik de tel ben kwijt geraakt. Ik logeer hier en denk ondertussen aan wonen. Aan blijven. Niet alleen, maar met de liefste, die vandaag is afgereisd naar de vaste wal. Ik gedij goed op een plaats met weinig prikkels, weinig gedoe. Thuis hoor ik alles, zie ik alles. Daar is geen ontkomen aan. Hier is alles niet zoveel.

In de kerk in het dorp was een concert. Het Jongsma trio (fluit, piano en marimba) en Frans Douwe Slot op piano.

Arjan Jongsma speelde marimba. Ik wist niet wat ik hoorde. Geweldig was het. En daarna op de fiets terug naar De Hemel.

   

Blijvertje

14 Mei | 2012

Ik zit tot over mijn oren in een boek dat lang duurt. Genoeg te doen, mijn hoofd bezet. Maar ik moest zo nodig in Berlijn naar een museum, naar de Alte Nationalgalerie. Daar zag ik een schilderij van Gustav Carl Ludwig Richter. Teich im Riesengebirge. Een oude man, een kind, een hond, een woest landschap. In mijn hoofd begon een verhaal. Sommige verhalen komen binnen waaien en waaien vanzelf weer naar buiten als je er geen aandacht aan besteedt. Dit niet. Dit verhaal is een blijvertje.

Nu heb ik een boek om af te maken én een nieuw plan (en ik had er nog een paar liggen).
Het nieuwe plan is nog niet aan de beurt. Het moet zich koest houden.
Dat valt niet mee. Het is een behoorlijk eigenwijs blijvertje.

   

Bijna tijd voor een Þorrablót

07 Februari | 2012

Laugarvatn. Het zit er bijna op hier. Over een paar dagen vertrek ik naar Reykjavík.
Dit weekend was er bezoek dat gezelligheid meebracht en kinderen en knapperige sla. Alda en Kristveig, die de boerderij hebben omgebouwd tot een prachtige plek voor schrijvers en kunstenaars, kwamen langs. En ze namen hun mannen mee en een paar kinderen en ik overdrijf niet als ik zeg dat het huis vol bijzonder aangenaam gezelschap was.

De afgelopen twee weken waren er maar weinig momenten waarop ik naar buiten ging. Storm, regen en sneeuw wisselden elkaar af. En ook nu gaat het flink tekeer.

In Reykjavík zal ik vrienden en bekenden ontmoeten, maar eerst staat er vrijdag een Þorrablót op het programma.
Een tijdje geleden werd ik geïnterviewd voor Morgunblaðið en ik vertelde dat ik graag naar een Þorrablót wilde. Naar aanleiding van het interview werd ik uitgenodigd voor een Þorrablót in Reykjavík, georganiseerd voor en door mensen uit de Westfjorden, als ik het goed begrepen heb.

Thuis ben ik vegetariër. Voor vijfennegentig procent. Ik ben er niet helemaal van overtuigd dat het goed is om altijd vegetarisch te eten. Drink je melk, dan begint het gelazer al, want voor melk heb je koeien nodig en die koeien worden ook geslacht. Als je eerlijk bent eet je af en toe koe (maar niet uit de bio-industrie) of je drinkt geen melk. En hoe zit het met al die in elkaar geknutselde vleesvervangers? Hier op IJsland moet zoiets worden ingevlogen en ook veel groente komt van elders. De schapen lopen de hele zomer vrij rond. Wat is dan de beste keus?

Een Þorrablót is een midwinterfeest dat teruggrijpt op de Vikingtijd. Drank, traditioneel eten - en vrijdag zal er na afloop een rock band uit de Westfjorden spelen. Het belooft dus ruig te worden.

Traditioneel eten is zo gek nog niet, als je het beste voorhebt met het milieu. Vroeger was je zo halverwege de winter aangewezen op gerookt, gezouten of in zuur ingelegd voedsel. De laatste stukjes van het schaap: koppen, ramsballen, bloedworst en magen gevuld met orgaanvlees. En dan was er nog gedroogde of gefermenteerde vis. Niets werd verspild.

De vegetariër in mij maakt plaats voor de onderzoeker, de reiziger met een open blik. Ik ga alles proberen. Bijna alles, want er zijn grenzen.

   

Lopapeysa

28 Januari | 2012

lopapeysa Ik woon hier in een boerderij en in de boerderij woon ik in een vest. Daar komt het op neer. Een lopapeysa met een rits. Ik houd niet van heet gestookte kamers, zeker niet als ik me op een tekst wil concentreren. Het liefst draag ik dikke wol in een koude kamer.

En nu komt het: IJslandse wol is anders dan andere wol. Extra warm, niet broeierig en een beetje waterafstotend.

IJslanders houden van lopapeysa’s. Nederlanders niet, vermoed ik.
Maar als het weer zo ruig is als het hier de afgelopen tijd was, hangt er veel af van goede wol.
Het regent al de hele dag en ook morgen gaat het regenen en de komende week krijgen we regen en sneeuw. Het schijnt dat de strenge winter van hier naar Nederland gaat verhuizen. En als hij daar een tijdje blijft, als hij er nog is als ik weer thuiskom, zal ik iets doen wat ik nog niet eerder durfde: mijn lopapeysa aanhouden. Ik zal de verwarming laag zetten en verder schrijven alsof ik nog op IJsland ben. Dikke wol in een koude kamer.

   

De vreugde van het sneeuwscheppen

26 Januari | 2012

Iceland Ik was bang.
Vannacht leek het alsof de wereld verging. De boerderij stond te schudden in een kolkende sneeuwstorm. Het huis kraakte - vooral het dak, vlak boven mijn hoofd. Ik voelde het bewegen en als ik het lampje aanknipte, zág ik het bewegen. Buiten bewoog ook het een en ander. Om te beginnen de sneeuw die voorbij raasde. En verder de bomen en een paar andere dingen, want af en toe knalde er iets tegen het raam.

Vanmorgen ging de storm nog een tijd door en ik las het nieuws. Er waren overal problemen: wegen afgesloten en auto's vastgelopen. Als zoiets op IJsland gebeurt, kun je er zeker van zijn dat het heftig is. Er was zelfs een man die de politie belde omdat hij dacht dat iemand zijn auto had gestolen, maar de auto was er nog, begraven onder de sneeuw.

Toen het licht werd kon ik zien wat er hier zoal gebeurd was. De wind had voor een spectaculaire sneeuwverplaatsing gezorgd. Een gedeelte was naar de kelder verhuisd en de voordeur was gebarricadeerd. De rest – en dat is heel veel – was richting oprijlaan gestuwd.

De boer, die de schapen eten kwam geven, deed er niet moeilijk over, die reed na een paar mislukte pogingen over de berg heen. Een kwestie van doorrammen. Ik stond buiten op mijn eigen manier sneeuw te verplaatsen. Ik had me eerst een weg naar buiten geschept en toen kreeg ik er wel lol in. De vreugde van het sneeuwscheppen na een bange nacht. Tot je knieën weggezonken als de wind is gaan liggen. Van zoiets kan ik heel gelukkig worden.

En als extra troost kreeg ik een geweldige avondlucht cadeau.
(En noorderlicht vanavond – bijna zeker.)
Verder stond ik deze week in de IJslandse krant.
Best stoer, alles bij elkaar.
Wie foto’s wil zien die ik heb gemaakt, kan hier terecht..

   

Een nacht waarin ik ogen tekort kwam

23 Januari | 2012

Noorderlicht Gisterenavond was het menens. Noorderlicht. En hoe.
Nog mooier dan ik had durven hopen.
Soms heb je een grote wens, zo eentje die heel vroeger is komen aanwaaien.
Als kind las ik een prentenboek: Oeloes avontuurlijke reis naar het noorderlicht van Ali Mitgutsch. Zo begon het. Ik wilde het noorderlicht zien. Toen ik ouder werd vergat ik dat een tijdje. Maar het was een wens die jaren later terugkwam om te blijven.

Ging ik naar IJsland, dan hoopte ik dat het zou gaan lukken met mij en het noorderlicht, maar het lukte nooit. Nou ja, een paar keer min of meer, maar nooit helemaal.

Deze week begon het er op te lijken.
En na afgelopen nacht zal ik nooit meer zeuren, mijn wens is in vervulling gegaan. Helemaal. Het noorderlicht kon niet op. Ik stond in de sneeuw naar boven te kijken en af en toe laste ik een opwarmpauze in. Om een uur of acht begon het en om een uur of twee was ik zo moe en had ik het zo koud, dat ik moest gaan slapen. Buiten ging het noorderlicht gewoon verder. Een uitzinnig dansfeest waar geen einde aan kwam.

In bed bedacht ik hoe fijn het is dat een boek het begin kan zijn van een wens en van een reis en nog een reis en nog een. En van een nacht waarin ik ogen tekort kwam.

   

Noorderlicht

20 Januari | 2012

Voor mijn vertrek zal ik eerst de ramen moeten lappen. (Maar zover is het nog niet.) Gisterenavond was er een heldere hemel, bezaaid met sterren. Perfect voor noorderlicht. Ik hield mezelf wakker. Drukte mijn gezicht tegen alle ramen in het huis om de lucht af te speuren. Ik pakte mezelf goed in en liep naar buiten, de sneeuwnacht in, en weer naar binnen om warm te worden. De lampen in het huis moesten uit. Ik struikelde en botste tegen de meubels op.

En ik werd beloond.
Ik zag het noorderlicht. Eerst was het vaag en daarna kwam het in stralen boven een berg uit en daarna ging het weer weg. Dat was een opwarmertje, snapte ik later. Het noorderlicht kwam een paar keer terug en iedere keer iets feller. Tegen drie uur 's nachts was het gifgroen. Een lange baan danste door de lucht. De finale. De hemel werd donker en de sterren fonkelden. Het vervelende van noorderlicht is dat het een spelletje met je speelt. Je draait je om en gaat naar bed en hup, daar is het weer. Het was genoeg geweest, zei ik tegen mezelf. In bed lag ik nog een tijdje wakker. Zou ik toch nog even gaan kijken? Nee. Ik was te moe.

En nu sneeuwt het en het waait flink. Op de ruiten zitten doffe plekken. De volgende keer hoef ik niet alle ramen af. Een goed plekje is de huiskamer. En als ik op de stoel in de badkamer ga staan heb ik ook mooi zicht. Het allerbeste plekje is gewoon buiten, in de kou. IJslandse trui aan, jas, handschoenen, muts en overbroek. Bergschoenen. Stok mee om in de sneeuw te prikken. En dat allemaal om een paar meter verderop naar de lucht te staren. Maar geloof me, het is de moeite waard.

   

Laaiend

21 Juni | 2011

Ik ben niet snel laaiend enthousiast, zo enthousiast dat ik op mijn vingers fluit omdat applaus niet genoeg is. Maar dit weekend was het zover. We zaten op een binnenplaats in Zaandam en we luisterden naar Eric Vloeimans en Spinvis. En naar de band van Eric Vloeimans. Het was zo goed dat we naderhand een heleboel keer tegen elkaar zeiden hoe geweldig we het hadden gevonden. We konden er niet mee ophouden. We noemden iedereen op, zelfs de geluidstechnicus, want ook die had het perfect gedaan en dat maak je wel eens anders mee. Mijn hemel wat een concert. Spinvis zong een nummer waar ik kippenvel van kreeg: Lotus Europa. Hypnotiserend en verontrustend. Ik hoorde het later op cd, maar de versie in Zaandam vond ik nog indrukwekkender. Een geweldige tekst.

Ik krijg vaak vragen over mijn lievelingsdingen. Welke kleur, welke muziek, welke boeken? Meestal heb ik er niet zo snel een antwoord op. Maar dit weekend zou ik meteen geroepen heben: Eric Vloeimans! Spinvis! Lotus Europa!

   

Siglufjörður

03 November | 2010

huis Ik luister naar nieuwe geluiden. Het huis kraakt. De wind huilt. (Ik zoek lang naar een origineler woord, maar huilen, zo klinkt het toch echt.) Om de zoveel tijd zucht de ijskast. Buiten een doordringend knarsen van metaal, ik denk dat een roestig monster aan de bergwand knaagt. De bergen zelf heb ik nog nauwelijks gezien. Ik ben er wel doorheen gereden en dat vond ik spannend. Het was donker en de wind raasde over de weg. We volgden met een slakkengang de markeringspaaltjes. Af en toe passeerden we een waarschuwingsbord. Let op: vallende stenen en S bochten. We reden door een sneeuwstorm langs een afgrond. De mensen hier zijn eraan gewend, ze moeten een beetje lachen als ze horen dat ik bang was.

Er is sneeuw in alle soorten en maten: waaisneeuw, natte vlokken, droge vlokken, drupsneeuw. Ik loop voorover gebogen naar het museum om te werken, klos, klos, door de papsneeuw aan de kant van de weg. De mensen zijn vriendelijk. Ze helpen me. Kom maar gewoon langs als er iets is, zeggen ze, zo doen we dat hier. Ik begin me me door al die vriendelijkheid thuis te voelen.

Ik hoop op iets beter weer, de bergen moeten maar eens te voorschijn komen. Ze zijn hier akelig dichtbij, weet ik. Ze staan vlak voor mijn neus, maar ik zie alleen een vage helling.

   

Paultje en het paarse krijtje

05 Oktober | 2010

crocket johnson - paultje en het paarse krijtje Paultje en het paarse krijtje mag deze Kinderboekenweek meedoen als kerntitel.
Het is een boekje dat vroeger een onuitwisbare indruk op me heeft gemaakt. Daarover schreef ik een tijd geleden iets. Vanwege de Kinderboekenweek nog een keer.

Crocket Johnson schreef en tekende Paultje en het paarse krijtje in 1955.
Paultje heeft een krijtje. Daarmee tekent hij zijn eigen wereld. Een weg, een draak, een oceaan waar hij bijna in verdrinkt, een stad en tenslotte zijn eigen bed. Het is een mooi simpel boekje, maar ik weet nog goed dat ik het enorm spannend vond. Duizelingwekkend. Zielig ook. Paultje is overgeleverd aan zijn eigen fantasie. Helemaal alleen dwaalt hij rond. Als hij honger krijgt tekent hij paarse pasteitjes en ook het veilige bed, waarmee het verhaal eindigt, moet hij eerst zelf verzinnen.

Toen ik Paultje en het paarse krijtje voor het eerst las was ik nog te jong om precies te begrijpen waarom ik het zo spannend vond. Nu weet ik dat ik bang was in mijn eigen hoofd te verdwalen. Wat zou er gebeuren als ik per ongeluk iets vreselijks verzon? Stel je voor dat alles echt zou bestaan. En nog erger: dat er verder niets anders zou bestaan. Huiveringwekkend!