Gedicht

18 April | 2024

Ik keek naar deze foto's van Eszter Burghardt en ik was in één klap weer zes jaar. Ik was de schepster van mijn eigen wereld in een hoekje van de kamer. Ik had een boerderij met beesten en twee boeren die niet konden staan omdat ze met hun O-beentjes van plastic op twee plastic paarden hoorden te zitten. Ik maakte bergen om de boerderij en bossen. Een zakspiegeltje werd een vijver, een pannenlap een weiland.

Later, toen ik moeder was van een zesjarige, schreef ik dit gedicht:

Woensdagmiddag

Kastanjes praten weer vandaag,
met hoge stemmen. In een bolster
vaart ze op het kleed.
Ik ben er niet. Alleen
mijn benen, als twee stammen
aan de oever van haar zee.

Stenenraapster, kind van veren.
Ze bouwt een altaar op de naden
van de planken vloer.
De thee wordt koud. Vergeten
zoenen spaar ik. Zwijgzaam,
wachtend op de oversteek.